Mijn hart is deze week twee keer gesmolten. Twee keer. Dat kan tellen. In mijn theatergroepjes zitten twee charmeuzekes en ik ben dus gezwicht š
Eentje is zeven. Ze heeft heerlijke knoopkrulletjes, boetseert haar medeklinkers nog naar eigen goesting (nu eens zus, dan eens zo) en vertelt elke les over haar kipjes die steeds weer andere, tamelijk wansmakelijke maar oh zo grappige namen hebben. Kaka. Pipi. Protje. Scheetje. Spleetje. Pietje. Drolletje. Dat dus. De andere prinsjes en prinsesjes liggen dan steeds in een deuk en rollen over de vloer.
De andere charmeuze is zes. En spreekt naar eigen zeggen een mix van Zuid-Afrikaans, Flemish, Zulu & English. Ik werd al getrakteerd op een Afrikaans kushandjesliedje en een verhaal over haar huis (ze zegt āooisā) dat ooit gelegen was bij de hoogste boom in het bos. Maar toen werd er een ander oois gebouwd voor een nóg hogere boom. En daar woont nu haar liefje. Het is vlakbij, zegt ze nog. We kunnen in de auto stappen en dan zo en dan zo en dan zo en zo en zo en zo en zo en zo en dan nog zo en zo en zo rijden en dan zijn we er.
Tja, wat moet je dan? Smelten. Wat anders?
Gezamenlijk portret van juf Evy šĀ